De Hoge Raad heeft eind 2021 het wettelijk systeem box 3 vermogen strijdig geacht met de Europese regelgeving. Inmiddels is herstelwetgeving en vanaf 2023 een overbruggingswet opgesteld, vanaf 2027 moet er een heffing gaan plaatsvinden over het werkelijk rendement.
De peildatum van het vermogen ligt op 1 januari. In de overbruggingswet wordt het inkomen nog steeds bepaald aan de hand van fictieve rendementen.
Hierbij wordt uitgegaan van de werkelijke samenstelling van iemands vermogen verdeeld over drie categorieën.
Voor 2024 gelden de volgende fictieve rendementen:
- Bank- en spaartegoeden, deposito en contant geld 1,03% (voorlopig)
- Alle overige bezittingen 6.04%
- Alle schulden (negatief) 2,7% (voorlopig)
Met ingang van 1 januari 2023
Uitzondering voor overige bezittingen zijn: aandeel in VvE en gelden op een derdenrekening bij een notaris, deze bedragen vallen onder de categorie banktegoeden.
Vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen worden door defiscalisatie tegen elkaar weggestreept.
Heffingsvrij vermogen/tarief
Per 1 januari 2024 bedraagt het heffingsvrije vermogen € 57.000 per belastingplichtige, fiscale partners € 114.000. Het tarief gaat in 2024 omhoog van nu 32% naar 36%.